Gedragsverandering is moeilijk, voor jong en oud


dreamstimefree_113773

 

Ik mag een dagje oppassen op mijn twee nichtjes van 5 en 3. Na een lange rit in de auto besluit ik naar een speelparadijs in de buurt te gaan zodat de meiden hun opgekropte energie na al dat stilzitten kwijt kunnen. Het is al snel tijd voor een plaspauze, dus raap ik de spullen bijeen en ga op jacht naar mijn nichtjes. De jongste heb ik gemakkelijk gevonden: bij de glijbaan, haar favoriete speeltoestel. “Kom, we gaan even plassen, maar wel eerst je schoenen weer aandoen”. Dat wil ze niet, hoe ik ook probeer uit te leggen waarom ze dat toch moet. OK, ik besluit dan maar eerst haar zus te zoeken. Die tref ik aan in het klimkasteel , en zij trekt gelukkig wel meteen haar schoenen weer aan. Zodra de jongste dat ziet, wil ze toch haar schoenen ook wel aan doen. Tja, soms moet je gewoon even geduld hebben. Goed voorbeeld doet goed volgen.

 

Omgevingswet vraagt om een andere werkhouding

Verandering van gedrag kun je niet altijd afdwingen, maar is vaak wel cruciaal om nieuw beleid tot een succes te maken. In januari is een rapport verschenen dat onder meer ingaat op de cultuurverandering die nodig is voor het werken met de nieuwe Omgevingswet (Eindrapportage Pilots omgevingsvisie). Het ‘oude denken’ in (schijn-)tegenstellingen tussen burgers, ondernemers en overheden moet worden overbrugd. Met minder regels, meer vertrouwen en een meer faciliterende werkwijze van de overheid. Ofwel, om minister Schultz van Haegen hierover te citeren: “Hoe kan je zaken mogelijk maken in plaats van verbieden?”.

Het rapport gaat in op de resultaten van pilots waarin negen overheden zijn gevolgd bij het opstellen van een omgevingsvisie. Hierbij is gelet op verschillende aspecten zoals proces, participatie, organisatie, informatievoorziening, maar ook cultuurverandering. Één van de conclusies uit het rapport is dat we nog een hele weg te gaan hebben om te veranderen van sectoraal naar integraal werken. Wat houd ons daarbij tegen? Volgens het rapport helpt het in ieder geval niet dat de beschikbare middelen sectoraal verdeeld zijn. Ook de werkstructuur, die nu nog grotendeels sectoraal is, bemoeilijkt een integrale aanpak. De reactie “Zo doen wij dat altijd” is misschien voor u herkenbaar en één van de voorbeelden van het moeten doorbreken van ingesleten werkwijzen. Dit is een continue opgave en aandachtspunt binnen het traject, dat veel (voor-)werk en tijd vraagt. Er wordt in het rapport echter nadrukkelijk genoemd dat het niet een kwestie is van reorganiseren, maar van anders met elkaar omgaan. Daar sluit ik me graag bij aan.

Integraal werken, hoe doe je dat dan?

Integraal werken vraagt m.i. om een interesse in elkaar en voor elkaars opgaven en problemen. Het gaat uit van een pro-actieve in plaats van reactieve houding, en dwingt tot het leren om elkaar te begrijpen. We spreken allen onze eigen vaktaal; wat ik ‘ondergrond’ noem is bijvoorbeeld niet hetzelfde als wat iemand met een achtergrond in de ruimtelijke ordening zich bij deze term voorstelt.

Echt integraal werken is niet een gedragsverandering die we heel makkelijk zullen doormaken, we zullen elkaar hierbij moeten helpen. De pilots zijn daarvoor een mooie spiegel om bij af te kijken hoe het kan en welke drempels we over moeten. Daarbij kunnen (en moeten) we nu al nadenken over hoe we kennis en informatie kunnen organiseren om dit proces te ondersteunen. Kennismanagement, informatiemanagement en communicatie zijn dan belangrijke pijlers voor een geslaagd proces. We kunnen u nu al op weg helpen, en lichten u graag de mogelijkheden toe bij een kopje koffie of thee. U mag uw schoenen aanhouden.

Ingeborg van Oorschot

 

Deze blog is ook gepubliceerd op: www.kenniscommunicatie.com

foto: © Jari Borgenstierna | Dreamstime Stock Photos